In 2024 gaat er eindelijk duidelijkheid komen over de gevolgen van het beruchte kerstarrest van 24 december 2021 en de toekomst van box 3. In dit artikel bekijken we de stand van zaken en verwachtingen. 

Box 3 tot kerstarrest 2021 

Tot het jaar 2000 werden vermogensinkomsten belast tegen het normale tarief inkomstenbelasting. Daarnaast gold een vermogensbelasting. Mede vanwege reparaties als gevolg van besparingstrucs was de wetgeving veel te ingewikkeld geworden. Het boxenstelsel werd bedacht. Box 3 was inderdaad vanaf 2001 jarenlang heel eenvoudig en ook gunstig. Uitgegaan werd van een forfaitair rendement van 4% dat tegen 30% belast werd. De rente op spaarrekeningen was in die jaren hoger dan nu. 

Het ging mis met box 3 toen de heffing ongewijzigd bleef, maar de werkelijke rente op bankrekeningen lager en zelfs negatief werd. De belastingdruk op rente werd daarmee meer dan 100%. Rechtszaken ontstonden over het in box 3 gehanteerde rendement van 4%, terwijl de werkelijke rente veel lager was. De Hoge Raad wees aanvankelijk in enkele arresten de klachten af en gaf het kabinet de ruimte om de wet te wijzigen. Toen het kabinet daarmee treuzelde greep de Hoge Raad wel in met het kerstarrest van eind 2021, Het box 3 stelsel deugt sinds 2017 niet. Alleen over het werkelijke rendement mag box 3-heffing berekend worden. In dat kerstarrest ging het over de werkelijk ontvangen rente en waren partijen het eens over de hoogte daarvan.   

Tijdelijke oplossing tot 2027 onvoldoende? 

Na het kerstarrest werden lopende bezwaren tegen aanslagen 2017 t/m 2020 gegrond verklaard door de Belastingdienst. Er lopen echter nog procedures over de vraag of het geboden rechtsherstel op basis van de zogenaamde forfaitaire spaarvariant wel voldoende was.  

Het kost diverse jaren voordat de Belastingdienst een nieuw belastingstelsel kan invoeren, namelijk pas in 2027. Daarom is voor de belastingjaren van 2023 tot 2027 overbruggingswetgeving van toepassing. Nog steeds wordt met forfaitaire rendementen gewerkt in plaats van werkelijke rendementen. Er gelden drie afzonderlijke forfaits: voor banktegoeden (0,92% in 2023), voor overige bezittingen (6,17% in 2023) en voor schulden (2,46% in 2023).   

Staatssecretaris Van Rij is van mening dat die forfaitaire rendementen de werkelijke rendementen voldoende benaderen en dat het huidige systeem voldoende in lijn is met het kerstarrest van de Hoge Raad. Dat is in diverse procedures echter met succes bestreden. In diverse zaken hebben rechters beslist dat over het lagere werkelijke rendement moet worden geheven. Uiteindelijk moet de hoogste rechter, de Hoge Raad, uitspraak doen over die zaken. Aanvankelijk zou dat in maart gebeuren, maar de Hoge Raad heeft dat uitgesteld tot uiterlijk eind augustus 2024. Dan zal blijken of het huidige systeem toch voldoet of dat het te veel afwijkt van heffing over werkelijk rendement. Daarbij is verder nog in discussie hoe dat werkelijke rendement berekend moet worden. Er zijn tot nu toe uiteenlopende uitspraken van rechters en deskundigen over de vraag of bijvoorbeeld waardestijgingen ook meegenomen moeten worden in de berekening van het werkelijke rendement. 

Aanslagen t/m 2023 met box 3 

Vanwege de lopende procedures legt de Belastingdienst geen definitieve aanslagen inkomstenbelasting op over de jaren 2021 t/m 2023 indien er sprake is van box 3 vermogen met meer dan alleen banktegoeden. Gewacht wordt op het oordeel van de Hoge Raad. Voorlopige aanslagen over die jaren worden wel opgelegd. Bezwaar maken tegen die voorlopige aanslagen heeft geen zin zolang de Hoge Raad geen duidelijkheid heeft gegeven en geen definitieve aanslag is opgelegd.  

Ook ingediende bezwaren tegen aanslagen uit eerdere jaren worden aangehouden in afwachting van het arrest. 

Vreemd genoeg wordt het forfait voor banktegoeden pas na afloop van het belastingjaar bekendgemaakt. In opgelegde voorlopige aanslagen 2023 is tot 8 maart 2024 uitgegaan van 0,36% rendement op banktegoeden. Eind januari 2024 is echter bekendgemaakt dat het definitieve rendement 0,92% is. Voor belastingplichtigen met forse banktegoeden kan dat tot een aanslag leiden met een te betalen bedrag waarover vanaf 1 juli 2024 maar liefst 7,5% belastingrente in rekening gebracht gaat worden. Er is nog overleg gaande over de vraag of dat anders kan. Die belastingrente kan sowieso voorkomen worden door vóór 1 mei 2024 de aangifte inkomstenbelasting 2023 in te dienen of om een voorlopige aanslag 2023 te verzoeken. Ook over dit punt van de late bekendmaking van het forfaitaire rendement op banktegoeden vallen nog procedures te verwachten. 

Nieuwe box 3 wetgeving vanaf 2027 

Vanaf 2027 is het de bedoeling dat er een nieuwe heffing komt op basis van werkelijke rendementen. In de voorlopige plannen wordt uitgegaan van heffing over werkelijk inkomen inclusief waardestijgingen. Een uitzondering gaat gelden voor met name vastgoed aangezien dat niet eenvoudig te gelde te maken is. Waardestijgingen op vastgoed worden daarom pas bij verkoop van het vastgoed belast. De Tweede Kamer wil dat dit voor meer beleggingen gaat gelden. Daarover volgt half mei een brief van de Staassecretaris aan de Tweede Kamer. Daarna volgt in de zomer indiening van een wetsvoorstel. Dat zou nog op tijd zijn om het in 2027 te laten ingaan. Uiteraard kan dat nog anders lopen afhankelijk van wat een nieuw kabinet wil. 

Kortom: het zijn spannende tijden voor box 3 en beleggers! Als het goed is weten we in september hoe het afloopt met het verleden en de toekomst van box 3. 

24 april 2024
Geplaatst in: Blogs