Het jaar 2022 staat fiscaal voor veel particulieren vooral in het teken van de box 3-heffing. Na het onverwachte kerstarrest van 24 december 2021 is er veel geschreven over het “rechtsherstel” dat de Belastingdienst biedt en over de nieuwe en toekomstige box 3-berekeningswijze. In dit artikel bekijken we de ontwikkelingen en de huidige stand van zaken.
Wat oordeelde de Hoge Raad?
Tot 24 december 2021 had de Hoge Raad steeds aan de wetgever overgelaten om de vooral voor spaarders onrechtvaardige box 3-heffing via wetswijziging aan te passen. Kort voor het kerstarrest kwam echter in de publiciteit dat het nieuwe kabinet de heffing over werkelijke rendementen pas in 2025 wil gaan invoeren (inmiddels is dat zelfs 2026 geworden).
De Hoge Raad vond dat te lang duren en oordeelde op 24 december 2021 dat het stelsel sinds 2017 in strijd is met het Europese recht op ongestoord genot van eigendom. Het forfaitaire rendement stond te ver af van het werkelijke rendement van burgers die kiezen voor (vrijwel) uitsluitend sparen in plaats van beleggen. De Hoge Raad kon vervolgens zelf de vermindering van box 3-heffing vaststellen, omdat in deze concrete proefprocedure vaststond wat het werkelijke rendement was.
Hoe reageerde de Staat?
Na diverse voorlopige berichten kwam Staatssecretaris Van Rij pas op 28 april 2022 met een brief over de gekozen compensatie. Vanwege de extra overheidsuitgaven als gevolg van de inmiddels ontstane oorlog in Oekraïne was het geen verrassing dat het kabinet zo zuinig mogelijk gaat compenseren. Dat betekent dat de compensatie berekend wordt via de voor het kabinet meest goedkope zogenaamde “forfaitaire spaarvariant”. Bovendien wordt die compensatie slechts gegeven aan wie tijdig bezwaar tegen aanslagen heeft gemaakt en in situaties waarin wel aangifte is ingediend maar nog geen definitieve aanslag is opgelegd.
Pas in november 2022 is toch nog een regeling getroffen voor wie geen bezwaar gemaakt had tegen aanslagen in vorige jaren. Via een zogenaamde “massaalbezwaarplusprocedure” volgen proefprocedures waarvan niet-bezwaarmakers toch nog kunnen profiteren. Daarvoor hoeft geen actie ondernomen te worden. De kansen op succes lijken overigens gering.
Aanslagen t/m 2022 met box 3
Sinds augustus 2022 zijn de meeste definitieve aanslagen t/m 2021 opgelegd. Daarbij wordt de forfaitaire spaarvariant toegepast, tenzij de wettelijke regeling gunstiger is. In de gekozen forfaitaire spaarvariant is per jaar een forfaitair percentage vastgesteld voor drie vermogenscategorieën: spaargeld, overige beleggingen en schulden. In de aanslagen over 2021 geldt 0,01% voor spaargeld, 5,69% voor overige beleggingen en 2,46% voor schulden. In het huidige belastingjaar 2022 (dus voor het vermogen per 1 januari 2022) geldt een forfait van 5,53% voor overige bezittingen. Vreemd genoeg worden de beide andere forfaits pas na afloop van het jaar bekendgemaakt. De verwachting is dat die niet veel zullen afwijken van de vorige percentages.
Nieuwe box 3-wetgeving 2023 t/m 2025
Vanaf 2026 is het de bedoeling dat er een nieuwe heffing komt op basis van werkelijke rendementen (inclusief waardestijgingen). Tot die tijd wordt de forfaitaire spaarvariant wettelijk toegepast. Bekend is al dat het forfait voor overige bezittingen per 2023 (dus over niet-banktegoeden per 1 januari 2023) 6,17% bedraagt. De forfaits voor banktegoeden en schulden worden pas begin 2024 bekendgemaakt.
Nieuw is in deze jaren een zogenaamde “anti-peildatumarbitrage”. Daarmee wordt voorkomen dat heffing beperkt wordt door hoog belaste overige bezittingen slechts zeer tijdelijk zonder zakelijke argumenten vóór de peildatum 1 januari om te zetten in laag belaste banktegoeden. Het gaat daarbij om handelingen binnen een periode van drie maanden rond de peildatum 1 januari.
In 2023 is het box 3-tarief over het totale forfaitaire rendement 32% (in 2022 nog 31%) en dat stijgt komende jaren met één procentpunt per jaar. Er wordt wel rekening gehouden met een heffingsvrij vermogen. Dat bedraagt in 2023 € 57.000 (€ 114.000 voor fiscale partners).
Resterende discussiepunten?
Het belangrijkste resterende discussiepunt is de vraag of de Hoge Raad de forfaitaire spaarvariant voldoende zal vinden. Met name voor particulieren met overige bezittingen met lage werkelijke rendementen is de box 3-heffing nog steeds relatief hoog. Daarbij valt vooral te denken aan vorderingen waarvoor een beperkte rente is afgesproken met de schuldenaar. Sommigen denken dat ook discussie mogelijk is over effecten en vastgoed met lage werkelijke rendementen. Veel deskundigen gaan er echter van uit dat daarbij ook rekening gehouden moet worden met waardestijgingen. Ook hierover zijn de meningen echter verdeeld.
In die situaties valt bezwaar tegen de definitieve aanslag te overwegen (binnen de bezwaartermijn van zes weken na dagtekening) indien het verschil tussen het werkelijke rendement en het forfaitaire rendement de kosten van bezwaar en beroep waard is. Velen kiezen daar niet voor, mede omdat veel deskundigen verwachten dat de Hoge Raad het kabinet niet nog een keer voor het blok zal zetten. Maar wie weet komt er toch een nieuwe verrassing van de Hoge Raad.
Met uw adviseur kunt u beslissen of u wel of geen bezwaar- en beroepsprocedure wilt aangaan tegen de definitieve aanslag inkomstenbelasting.
Kortom: het laatste woord over de box 3-perikelen is nog steeds niet gezegd!
29 november 2022
Geplaatst in:
Nieuws