De minister van Financiën heeft de Miljoenennota gepresenteerd en het Belastingplan 2020 is bekend. Welke voorstellen bevat het pakket Belastingplan 2020? Wat heeft dat voor gevolgen? We zetten de maatregelen per onderdeel voor u op een rij met in deze special het onderdeel: Ondernemers en ondernemingen.
Werkkostenregeling
Verruiming vrije ruimte werkkostenregeling (WKR)
Per 1 januari 2020 krijgt de vrije ruimte van de WKR een tweeschijvenstelsel. Tot een loonsom van
€ 400.000 is de vrije ruimte 1,7% en vanaf € 400.001 is deze 1,2% van de loonsom.
Dit betekent dat er meer vergoedingen en verstrekkingen kunnen worden ondergebracht in de vrije ruimte, zonder dat de eindheffing van 80% is verschuldigd.
Tip! Komt u met uw vergoedingen en verstrekkingen dit jaar boven de vrije ruimte uit en kunt u vergoedingen en verstrekkingen aan uw personeel doorschuiven naar 2020? Dan hoeft u door de verruiming van de vrije ruimte wellicht zowel nu als in 2020 geen eindheffing te betalen over uw vergoedingen en verstrekkingen.
Verlenging termijn aangifte en afdracht eindheffing
Is sprake van een overschrijding van de vrije ruimte in een kalenderjaar, dan is de uiterste termijn waarop u dat nu kunt aangeven het moment waarop u aangifte doet over het eerste aangiftetijdvak van het volgende jaar. Vanaf 2020 geldt het tweede aangiftetijdvak van het volgende kalenderjaar als uiterste termijn. Werkgevers krijgen hierdoor meer tijd om de verschuldigde eindheffing vast te stellen, die is ontstaan door het overschrijden van de vrije ruimte.
Verklaring omtrent gedrag (VOG)
De VOG wordt nu als een vergoeding beschouwd die in de vrije ruimte valt. Dit wordt door werkgevers als hinderlijk ervaren, want een dergelijke verklaring is vaak wettelijk verplicht en heeft geen voordeel voor de werknemer. Daarom wordt de VOG per 1 januari 2020 gericht vrijgesteld.
Waardering producten uit eigen bedrijf
Werkgevers moeten vanaf 2020 op een andere wijze berekenen hoeveel korting zij geven aan werknemers. Nu is het bedrag dat derden moeten betalen doorslaggevend. Vanaf 2020 geldt de waarde in het economisch verkeer.
Winst uit onderneming
Geleidelijke verlaging zelfstandigenaftrek
Vooruitlopend op voorstellen voor een toekomstbestendige arbeidsmarkt wordt de arbeidskorting sneller verhoogd en de zelfstandigenaftrek sneller verlaagd.
Vanaf 2020 gaat de zelfstandigenaftrek in acht stappen van € 250 en één stap van € 280 omlaag naar € 5.000 in 2028. De maximale zelfstandigenaftrek bedraagt in 2020 € 7.030 (2019 € 7.280).
De zelfstandigenaftrek is een bedrag dat ondernemers in de inkomstenbelasting mogen aftrekken van hun winst, mits ze 1.225 uur hebben gewerkt als ondernemer. Met de zelfstandigenaftrek wordt het bedrag waarover inkomstenbelasting is verschuldigd, verlaagd. Hierdoor wordt per saldo minder inkomstenbelasting afgedragen aan de Belastingdienst.
Vennootschapsbelasting
Betalingskorting vennootschapsbelasting vervalt
Ondernemers die de vennootschapsbelasting in één keer vooruitbetalen, krijgen nu 4% korting op de helft van de te betalen aanslag, rekening houdend met de periode waarin betaald moet worden. Deze betalingskorting vervalt met ingang van 2021.
Belastingrente
Vanaf 2020 brengt de Belastingdienst bij een aangifte vennootschapsbelasting geen belastingrente in rekening als de aangifte (juist en volledig) is ingediend voor de eerste dag van de zesde maand na het tijdvak waarover belasting wordt geheven (doorgaans 1 juni) en de aanslag zonder correcties op de aangifte is opgelegd.
Tip! Moet u vennootschapsbelasting betalen en lukt het niet om voor 1 juni (boekjaar is kalenderjaar) van het daaropvolgende jaar de aangifte vennootschapsbelasting in te dienen? Vraag dan zo spoedig mogelijk na afloop van het desbetreffende boekjaar een voorlopige aanslag aan. Zo voorkomt u (zo veel mogelijk) belastingrente.
De belastingrente voor de vennootschapsbelasting bedraagt momenteel 8%.
Aanpassing onderwijsvrijstelling
De onderwijsvrijstelling is een subjectieve vrijstelling voor instanties die uitsluitend of nagenoeg uitsluitend bekostigd onderwijs geven. Er is sprake van bekostigd onderwijs als het onderwijs hoofdzakelijk (70%) wordt betaald met publieke middelen of uit een of meer van de bijdragen die zijn opgesomd in de onderwijsvrijstelling (zoals wettelijk collegegeld of wettelijke lesgelden).
Voortaan worden de verplichte ouderbijdragen (voor toelating tot een internationale afdeling van een bekostigde school) alsnog toegevoegd aan de lijst van financieringsmiddelen die meetellen voor de 70%-bekostigingseis van de onderwijsvrijstelling in de vennootschapsbelasting. Hierdoor komen basis- en middelbare scholen die bekostigd internationaal onderwijs geven in aanmerking voor de vrijstelling van vennootschapsbelasting.
Twee wijzigingen in vrijstellingen in de assurantiebelasting
Voorgesteld wordt om in de Wet op de belastingen van rechtsverkeer (WBR) twee vrijstellingen op te nemen:
Een vrijstelling van assurantiebelasting voor verzekeringen die geheel of gedeeltelijk mogelijke financiële verplichtingen afdekken die een werkgever heeft bij de verplichting om het loon van een werknemer door te betalen in geval van ziekte of doordat hij – als eigenrisicodrager – zelf het risico draagt van de betaling van ziekengeld, WGA- en overlijdensuitkeringen. Een vrijstelling voor de zogenoemde brede weersverzekering. Dit is een verzekering die bestaat sinds 2010. Het is een instrument voor landbouwers om voorheen onverzekerbare weersrisico’s af te dekken. Het voorstel introduceert een vrijstelling van assurantiebelasting in de WBR voor brede weersverzekeringen die zijn afgesloten door actieve landbouwers.Uitbreiding aantal aanvraagmomenten S&O-verklaringen
Uit een evaluatie van de afdrachtvermindering voor speur- en ontwikkelingswerk (S&O) blijkt dat een deel van de gebruikers van mening is dat de huidige systematiek van de regeling onvoldoende aansluit bij hun werkwijze. Dit wordt mede veroorzaakt doordat slechts driemaal per jaar een S&O-verklaring kan worden aangevraagd.
Om aan de wensen van gebruikers tegemoet te komen, wordt het aantal aanvraagmomenten uitgebreid naar vier per jaar. Het uiterste moment van het indienen van de aanvraag is de dag voorafgaand aan de periode waarop de aanvraag betrekking heeft. Voor aanvragen die betrekking hebben op de periode die ingaat op 1 januari van een kalenderjaar, geldt niet 31 december, maar 20 december als uiterste moment. Het gebruik van de verruiming zal na drie jaar worden geëvalueerd.
19 september 2019
Geplaatst in:
Nieuws,
Prinsjesdag