Deze Prinsjesdagspecial bevat voorstellen van het kabinet die de komende periode in het parlement worden behandeld. De voorgestelde maatregelen treden per 1 januari 2022 in werking, tenzij anders is vermeld. We zetten de maatregelen per onderdeel voor u op een rij met in deze special het onderdeel: Werkgever.
Van de langverwachte introductie van de thuiswerkvergoeding en de STAP-regeling tot de verlaging van de vrije ruimte van de werkkostenregeling: voor werkgevers brengt het Belastingplan 2022 diverse wijzigingen en gevolgen met zich mee. Lees hier waar u als werkgever op moet letten.
1.1 De tijdelijke verhoging van de vrije ruimte werkkostenregeling wordt ingetrokken
Vanwege de coronacrisis werd in 2020 en 2021 de vrije ruimte van de werkkostenregeling verhoogd naar 3% over de eerste € 400.000 van de fiscale loonsom. Voor 2022 is het normale tarief van 1,7% weer van toepassing over de eerste € 400.000.
1.2 Verlaging gebruikelijk loon innovatieve start-ups verlengd met een jaar
In 2022 is het nog steeds mogelijk om een verlaging van het gebruikelijk loon toe te passen voor dga’s van innovatieve start-ups. Dit zorgt ervoor dat de liquiditeitspositie wordt verbeterd.
Deze regeling zou oorspronkelijk per 1 januari 2022 vervallen, maar deze einddatum wordt met één jaar verschoven, omdat de evaluatie van de maatregel nog niet is afgerond. Het is ook zomaar mogelijk dat dit een permanente regeling gaat worden als de regeling positief wordt geëvalueerd.
1.3 Introductie onbelaste thuiswerkvergoeding van € 2
Door de coronacrisis is thuiswerken veel gangbaarder geworden. Werkgevers willen graag een vergoeding geven aan werknemers voor de extra kosten die worden gemaakt door thuis te werken. Het Nibud had eerder al berekend dat de extra kosten van het thuiswerken € 2 per dag bedragen. De kosten die het Nibud heeft meegenomen, zijn voor extra water- en elektriciteitsverbruik, verwarming, koffie, thee en toiletpapier. Het kabinet neemt dit bedrag over en stelt € 2 per thuisgewerkte dag of dagdeel gericht vrij.
U kunt als werkgever voor een werkdag óf een reiskostenvergoeding geven óf een thuiswerkkostenvergoeding, maar niet beide. U heeft in deze situatie de keuze welke vergoeding u wilt toepassen. Wanneer de werknemer tijdens een thuiswerkdag naar een zakelijke afspraak gaat die niet op de werkplek is, kan voor deze reis wel een reiskostenvergoeding worden gegeven zonder dat dit gevolgen heeft voor de thuiswerkkostenvergoeding.
Let op! Heeft uw werknemer een auto van de zaak, een ov-kaart of een fiets van de zaak? Dan kan de thuiswerkkostenvergoeding alleen worden toegepast als op die dag geen gebruik wordt gemaakt van de auto, het ov of de fiets om naar de vaste werkplek te reizen.
Het kabinet verwacht dat u als werkgever afspraken maakt met uw werknemer over het aantal dagen dat wordt thuisgewerkt. Op grond hiervan kunt u een vaste reiskostenvergoeding voor woon-werkverkeer en een vaste thuiswerkkostenvergoeding geven. Dit betekent dat u geen administratie hoeft bij te houden van de reisdagen en de thuiswerkdagen. Een incidentele wijziging in het patroon leidt dan niet tot aanpassing in de vaste vergoedingen. Uiteraard moet u wel een aanpassing maken in de vaste vergoedingen bij meer structurele wijzigingen.
Bij gebruik van deze regeling moet (vormvrij) schriftelijk worden vastgelegd voor welke dagen of hoeveel dagen de desbetreffende vergoeding wordt gegeven.
Toegestane praktische uitvoering
Voor de reiskostenvergoeding kunt u op dit moment een vaste reiskostenvergoeding per maand geven wanneer uw werknemer minstens 128 dagen per kalenderjaar naar een vaste werkplek reist. De vergoeding wordt gebaseerd op 214 werkdagen per jaar. Voor de thuiswerkkostenvergoeding wordt uitgegaan van eenzelfde methodiek. Voor beide vergoedingen (reiskosten en thuiswerken) geldt dat u als werkgever samen met uw werknemer met schriftelijke afspraken aannemelijk kunt maken dat bijvoorbeeld één dag wordt thuisgewerkt en vier dagen op de werkplek. Wanneer niet alle dagen wordt gewerkt, moet de maximale vergoeding naar rato berekend worden.
Voorbeeld
Uw werknemer werkt 5 dagen, waarvan 3 dagen op een vaste werkplek en 2 dagen thuis. De reisafstand woon-werkverkeer bedraagt 40 kilometer per dag heen en weer.
Reiskostenvergoeding: 3 dagen/5 dagen x 214 dagen = 129 dagen x 40 kilometer x € 0,19 = € 980,40 per jaar en € 81,70 per maand.
Thuiswerkkostenvergoeding: 2 dagen/5 dagen x 214 dagen = 86 dagen x € 2 = € 172 per jaar en € 14,33 per maand.
Op grond van de voorgestelde regeling mag een totale vaste vergoeding van € 95,40 per maand worden gegeven.
In de huidige regeling bedraagt de onbelaste reiskostenvergoeding € 1.626,40 per jaar en € 135,53 per maand (214 dagen x 40 kilometer x € 0,19). In het voorbeeld wordt minimaal 128 dagen naar de werkplek gereisd, waardoor op grond van de huidige regeling mag worden uitgegaan van 214 dagen. Dit houdt in dat de onbelaste vaste vergoeding op grond van de nieuwe regeling lager uitvalt. Vanaf een reisafstand van zes kilometer of meer zal de nieuwe gecombineerde vaste vergoeding lager uitvallen.
Let op! Krijgt uw werknemer momenteel een reiskostenvergoeding, maar werkt hij of zij ook thuis? Dan zult u actie moeten ondernemen voor 1 januari 2022!
1.4 Voordeliger moment belastingheffing voor aandelenopties voor werknemers
Het wordt aantrekkelijker om werknemers in aandelenopties uit te betalen. Hierdoor kunnen bijvoorbeeld start-ups en scale-ups gemakkelijker talent aantrekken. Ook stimuleert het de ontwikkeling van nieuwe bedrijven in Nederland.
Momenteel betaalt de werknemer belasting over aandelenopties zodra het verkregen optierecht wordt omgezet in aandelen. Vaak heeft de werknemer op dat moment niet voldoende financiële middelen om de belastingheffing te voldoen, omdat er nog geen mogelijkheid bestaat om de aandelen te verkopen. Daarnaast heeft het bedrijf misschien de financiële middelen niet om de aandelenoptie in geld uit te keren. Daarom wordt het nu mogelijk het heffingsmoment uit te stellen naar het moment dat de aandelen verhandelbaar worden. Zo kan de belasting worden betaald uit (een deel van) de opbrengst van de verkochte aandelen.
De werknemer moet uiterlijk op het moment van uitoefening van het optierecht schriftelijk aan de werkgever de keuze van het moment van belastingheffing doorgeven:
- op het moment waarop de aandelen verhandelbaar zijn en er daardoor wel geld beschikbaar is, of:
- op het moment dat de opties worden omgezet in aandelen (huidige regeling).
In het geval dat de werknemer contractueel de verkregen aandelen nog niet mag verkopen, wordt het heffingsmoment tot maximaal 5 jaar na beursgang uitgesteld. Als de onderneming bij uitoefening van het aandelenoptierecht al beursgenoteerd was, wordt de belastingheffing tot maximaal 5 jaar uitgesteld na uitoefening van het aandelenoptierecht. Na afloop van deze termijn worden de aandelen geacht verhandelbaar te zijn en worden de aandelenoptierechten belast tegen de waarde in het economisch verkeer op dat moment. Ook dividenden die tot dit moment worden uitgekeerd, worden als belast loon in de heffing betrokken.
Voor niet-beursgenoteerde bedrijven is een mogelijkheid opgenomen dat nadere regelgeving wordt ingevoerd. Voor aandelenoptierechten die voor 1 januari 2022 in de belastingheffing zijn betrokken, gelden deze wijzigingen niet.
1.5 Afschaffing van de scholingsaftrek en invoering van STAP-budget
Per 1 januari 2022 treedt de subsidieregeling Stimulans Arbeidsmarkt Positie (STAP-budget) in werking. Dan wordt ook de huidige fiscale aftrek van scholingsuitgaven afgeschaft. Deze aftrek was vooral gunstig voor belastingplichtigen met een hoog inkomen. Belastingplichtigen met een lager inkomen profiteerden hier minder van. Kosten voor scholing komen met ingang van 1 januari 2022 niet meer in aftrek in de aangifte inkomstenbelasting 2022. In plaats daarvan kan gebruik worden gemaakt van de nieuwe subsidieregeling. Werkenden en niet-werkenden kunnen maximaal € 1.000 (inclusief btw) budget aanvragen voor een scholingsactiviteit. Het budget kan een aanvulling zijn op andere tegemoetkomingen van bijvoorbeeld de werkgever, de gemeente of het UWV.
1.6 Wijziging inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) voor buitenlands belastingplichtigen
Buitenlands belastingplichtigen met een partner komen in aanmerking voor de inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK), terwijl dat niet altijd de bedoeling is. Het gaat bijvoorbeeld om mensen die in Nederland werken, maar in het buitenland wonen met een niet-werkende echtgenoot en een kind onder de 12 jaar. Het kabinet wil de IACK-toekenning bij buitenlandse belastingplichtigen per 1 januari 2022 wijzigen door de uitzondering op het begrip fiscaal partner niet te laten gelden voor de IACK.
22 september 2021
Geplaatst in:
Nieuws,
Prinsjesdag